Inleiding
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
16 Augustus 2009 | Nederland, Weesp
De dreiging van Frankrijk, Engeland en enkele Duitse staten leidde tot een inval in rampjaar 1672. De Zeven Republieken der Verenigde Nederlanden hadden een verzwakte verdediging. Terwijl de Fransen al in Utrecht waren, is toch snel een waterlinie gerealiseerd. Deze Oude Hollandse Waterlinie liep van Gorinchem, over de Goejanverwellesluis en Woerden, naar Muiden. Tussen de plaatsen lag een brede inundatiestrook. Deze kon (in delen) worden geïnundeerd met water uit rivieren, boezems en de Zuiderzee. Hier en daar werden de inundaties onderbroken door dijken: de hoger gelegen gebieden, ook wel accessen genoemd. De Wierickerschans was een belangrijk onderdeel van de oude linie. Dit is een van de weinige overgebleven elementen.
Het inunderen kostte in 1672 nog veel tijd. Via de sluizen kon er soms niet genoeg water worden ingelaten. Men moest kades doorsteken. Hierop kwam tegenwerking van boeren en steden, die landbouwgrond verloren zagen gaan. Door strenge straffen kwamen de inundaties toch nog voor de Franse aanvallen gereed. In 1676 werd de vrede getekend. De Staten van Holland besloten de succesvolle waterlinie uit te bouwen tot een duurzame verdedigingslinie: de Nieuwe Hollandse Waterlinie was in aantocht.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een militaire verdedigingslinie die zich uitstrekt van de voormalige Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch. De Linie lag als een beschermende krans rondom de steden van Holland: Muiden, Utrecht, Vreeswijk, Gorinchem en was ongeveer 85 km lang en 3 tot 5 km breed.
Het verdedigingswapen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie was het water. Dit was te danken aan een ingenieus waterhuishoudkundig systeem van sluizen, inundatiekanalen en bestaande waterwegen en -keringen. Een schijnbaar klein laagje water, gemiddeld maar 40 cm. diep, was genoeg om het land verraderlijk en moeilijk begaanbaar te maken voor mensen, voertuigen of paarden. Tegelijkertijd was het te ondiep om per boot te bevaren. Totaal kon de Waterlinie binnen een kleine 3 weken onder water worden gezet. Dit noemt men inundatie. Op zwakke punten werd de natuurlijke verdedigingslinie aangevuld met onder meer forten, kazematten en (groeps)schuilplaatsen. Daarnaast bestaat de Linie uit vijf vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Gorinchem en Woudrichem.
Nederland verdedigde zich voor het eerst met water tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Door dijken door te steken kwamen polders onder water te staan. In 1672 werd in alle haast een waterlinie aangelegd tegen oprukkende Fransen: de Oude Hollandse Waterlinie. Deze Linie liep van Muiden naar Woerden, via Schoonhoven naar Gorinchem en westelijk van de stad Utrecht. Na 1815 besloot het Rijk om Utrecht binnen deze linie te leggen. Dit was het begin van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Om de vijand tegen te houden mocht een waterlinie niet doorwaadbaar of doorvaarbaar zijn. Maar door hoogteverschillen in het landschap, bijvoorbeeld bij rivieren en dijken, bleven sommige gronden droog en dus begaanbaar voor de vijand. Deze doorgangen (accessen) verdedigde men met forten, schansen en batterijen. Daar verbleven troepen en stond geschut opgesteld.
Forten hadden een vrij schootsveld nodig. Daarom was het oprichten van obstakels binnen 1 kilometer rondom het fort aan regels gebonden. Dit waren de Verboden Kringen. Zo vormde de Waterlinie een samenhangend militair landschap. Een systeem van ruimtelijke en waterbeheerafspraken rondom landschapselementen als fortificaties en waterwerken.
Belegeren was eeuwenlang dé manier van oorlog voeren. In de Middeleeuwen had elke stad een eigen verdediging; soms van steen, meestal van aarde met stenen poorten bij de toegangswegen. Ook een gracht rondom diende ter verdediging. Op strategische plaatsen (bijvoorbeeld langs een rivier) werden kastelen gebouwd. In de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan nog twee van zulke kastelen: het Muiderslot en Slot Loevestein.
In de 15e eeuw dwong de komst van vuurwapens tot een nieuw soort verdediging. De Tachtigjarige Oorlog maakte verdedigingswerken bovendien hard nodig. Er ontstonden varianten in de vestingbouw: het Nieuw Nederlands stelsel. In plaats van losstaande vestingen bouwde men verdedigingslinies.
Aan het eind van de 16e eeuw ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vanaf dit moment is er voortdurend gewerkt aan een structurele vorm van defensie. Naast de verdediging op zee werd er aandacht besteed aan de landverdediging. De natuurlijke omstandigheden van het landschap speelde een belangrijke rol. Men maakte gebruik van uitgestrekte rivierlandschappen en drassige streken. Op de plaatsen waar de natuur geen hindernis bood, lagen de vestingsteden en soms forten. Zo ontstond er een aaneenschakeling van vestingen (frontiersteden) en linies, zoals de Oude Hollandse Waterlinie.
In 1698 heeft de vestingbouwkundige van De Republiek der Verenigde Nederlanden, Menno van Coehoorn, plannen gemaakt voor de verbetering van de verdediging van de republiek. Tussen de meer dan twintig frontiersteden lag een aantal natuurlijke en kunstmatige linies. Aan de oostgrens lag tussen Bourtange en Coevorden de Veenlinie. De IJssellinie lag tussen Zwolle en Arnhem in. Langs de benedenloop van de Maas tussen Grave en Bergen op Zoom en door Zeeuws-Vlaanderen lag de Zuider Frontier. Enigszins apart lag een verdedigingslijn bij Maastricht.
Als de vijand de eerste lijn had doorbroken werden er tussen de Zuiderzee en het rivierengebied twee extra verdedigingslinies in gebruik genomen. De Hollandse Waterlinie en de Grebbelinie.
Tegen het einde van de 19e eeuw en in de 20e eeuw werden er nog enkele nieuwe linies gebouwd. De Stelling van Amsterdam, de Peel-Raamstelling en de vernieuwde IJssellinie. De Hollandse Waterlinie nam in de loop van haar bestaan dus geen afzonderlijke plaats in binnen de defensie. Wel fungeerde zij door de eeuwen heen als hoofdverdedigingslinie van de Republiek en later het Koninkrijk der Nederlanden.
In de 19e eeuw maakte de artillerie in Europa een grote en snelle ontwikkeling door (draagwijdte, nauwkeurigheid en macht). De “Verdedigingskunst” koos toen definitief voor een defensie op grote schaal met behulp van een aantal losse forten. Een ring van forten was de ideale oplossing om de steden (of grenzen/gebieden) te verdedigen. Een ring gaf de mogelijkheid om grote gebieden af te kunnen schermen en om de forten op een veilige afstand van het centrum te kunnen bouwen. In de meeste gevallen kozen de landen om de belangrijkste (of meest strategische) steden en/of gebieden te verdedigen. Deze plaatsen worden gebruikt als concentratiepunt voor het Nationale Leger en werden dus Nationaal Reduit genoemd. Vaak werden deze plekken ondersteund door secundaire defensie stellingen of linies. Twee goede voorbeelden zijn de Stelling van Amsterdam (1883-1914) als “Reduit” van de Vesting Holland (Vestingwet 1874) met de ondersteuning van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (1815-1940), en de Stelling van Antwerpen met de ondersteuning van de stellingen van Liege en Namur. In sommige gevallen werd de linie gebouwd om grote gebieden of grenzen te verdedigen zoals bijv. de Lineas de Torres Vedras (1809-1812) in Portugal, de Maginot Linie (1930-37) in Frankrijk, de West Wall (Siegfried linie-1936-40) in Duitsland, de Suomi Linie (1930-39) in Finland of de Atlantic Wall (1942-43) langs de Europese kusten.
In de 19e eeuw speelde natuurlijke hindernissen een zeer belangrijke rol en de verdedigingswerken werden altijd aangepast aan de geografische lokale kenmerken, bijv. de Italiaanse verdediginglinie langs de alpen: Vallo Alpino (1924-1942). In sommige gevallen werd het gebruik van deze “natuurlijke” elementen op een kunstmatige manier gemaakt, zoals de diverse waterlinies in Nederland of Royal Military Canal in Engeland (1805-07).
In alle Europese landen werden in de 19de en 20ste eeuw talrijke stellingen en linies gebouwd.
Bouwgeschiedenis Hollandse Waterlinie
De Linie is steeds aangepast aan nieuwe ontwikkelingen op militair gebied. De bouw van de forten kent vijf periodes.
1816-1824
Het begin van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, er worden veel forten aangelegd.
1840-1860
Forten krijgen bomvrije gebouwen. De belangrijkste forten worden voorzien van een ronde toren van zwaar metselwerk. Deze torenforten liggen vooral langs dijken (accessen).
1867-1870
De reikwijdte van projectielen neemt toe. Hierdoor moet de frontlijn van de steden Naarden en Utrecht verder komen te liggen. Zo ontstaat het Offensief van Naarden. De fortengordel bij Utrecht krijgt uitbreiding van de forten Ruigenhoek, Voordorp, Vechten en Rijnauwen. Deze laatste heeft een moderne polygonale (veelhoekige) vorm en is het duurste fort ooit gebouwd in Nederland.
1877-1879
De eerste mobilisatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in 1870 brengt veel tekortkomingen aan het licht. Die worden in deze periode aangepakt.
20e eeuw
De invoer van de brisantgranaat in 1885 had grote gevolgen voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De verdedigingswerken waren hier niet tegen opgewassen. In de 20e eeuw werden daarom de ‘verouderde’ verdedigingswerken aangevuld met betonnen schuilplaatsen en kazematten. Een kazemat is een overdekte, bomvrije ruimte voor de opstelling van vuurwapens, voorzien van een schietgat. Deze staan op en rond de forten.
Hoe werkt de Waterlinie?
De inundaties vormen het meest kenmerkende onderdeel van een waterlinie.Tot de 19e eeuw werden inundaties gerealiseerd door het doorsteken van dammen en dijken. Vanaf 1815 werd het stellen van inundaties technisch geperfectioneerd. Er kwam een vernuftig stelsel van in- en uitlaten om het waterpeil te beheersen.
De linie gemobiliseerd
Tijdens een mobilisatie werden de verdedigingswerken in gereedheid gebracht. Soldaten werden in stelling gebracht en - bij oplopende spanning zoals in 1914 - inundaties gesteld.
“…Overdag betekende dit bomen verwijderen, grachten uitdiepen, het landschap rondom het fort in orde maken voor verdediging. Daarnaast waren er alledaagse klussen. Voor alle manschappen moest er eten, beddengoed en uniformen zijn. Wasgelegenheden en toiletten moesten schoon worden gehouden. In de slaapzalen stonden ijzeren kribben. De soldaten vulden hun matrassen met stro; ze dansten op de zak om het stro zo plat mogelijk te krijgen. De matrassen gingen twee maanden mee voordat het stro in stof veranderde. In de avonduren was er op het fort weinig vermaak. Om tien uur ging het licht uit; voor de jonge soldaten veel te vroeg. Meestal werd er volop gekaart, er waren taalcursussen en af en toe theater of cabaret…”
Een vrij schootsveld in de Linie was in oorlogstijd van groot belang. Daarom was het gebied rond de verdedigingswerken ingedeeld in zones van 300, 600 en 1000 meter, de zogenaamde Verboden Kringen. In deze gebieden moest men zich houden aan allerlei bouw- en beplantingsvoorschriften. De militaire autoriteiten wilden elk bouwplan zien. De Kringenwet uit 1853 bepaalde dat er binnen de kring van 300 meter alleen in hout gebouwd mocht worden, uitsluitend met toestemming van de Minister van Oorlog. In de middelste kring (300 tot 600 meter) mocht men tot 50 cm boven de grond in steen bouwen en mocht de schoorsteen in steen, maar verder moest alles bestaan uit verbrandbare stoffen. In de buitenste kring waren in principe alle bouwmaterialen geoorloofd, maar in geval van “afkondiging van den staat van oorlog” en ook bij mobilisatie konden op last van de militaire bevelhebber alle aanwezige gebouwen, bomen en andere obstakels zonder enige vorm van proces worden geruimd. Gedupeerden ontvingen wel een schadevergoeding. De verwijdering van gebouwen, huizen en beplanting binnen de Verboden Kringen was nodig om zo ongehinderd te kunnen vuren. De Verboden Kringen beschermden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en andere dorpen en steden achter de Waterlinie. De hoofdstad werd nog extra beschermd door de Stelling van Amsterdam.
De Kringenwet van 1853 is nimmer gewijzigd; in 1951 werd de wet opgeschort en pas in 1963 officieel ingetrokken. De 110 jaar oude Kringenwet heeft dan ook enorme invloed gehad op de ruimtelijke ordening van het landschap in de Waterlinie. Een van de meest sprekende voorbeelden is de stad Utrecht. Tot 1951 mocht de gemeente niet uitbreiden naar het oosten vanwege de daar gelegen dubbele fortengordel. Op veel plaatsen in de Linie herinneren talloze houten huizen nog aan de Verboden Kringen, bijvoorbeeld rond de vestingen Naarden en Weesp.
(Bron: www.hollandsewaterlinie.nl)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley