Villefranche, wel - en niet lopen
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
08 April 2010 | Frankrijk, Llauro
Eén van de reisdoelen vandaag is Villefranche de Conflent is een middeleeuwse stad uit de 11de eeuw, versterkt door Vauban in de 17de eeuw. De stad ligt in het hart van de Pyrénées orientales, aan de voet van de Canigou, en Villefranche is geclasseerd onder de mooiste dorpen van Frankrijk.
De Graaf van Cerdanya, Guillaume Raymond, besloot in 1092 een stad te bouwen op het punt waar de 3 rivieren, la têt, le cady en la rotja samenstromen, om de vallei te beschermen tegen invasies. In dat jaar geeft de bischop van Elne toestemming voor de bouw van de Saint Jacques kerk.
In 1095 wordt de nieuwe stad Vila Franca genaamd door de graaf van Cerdanya. Fiscale voordelen stimuleren de verschillende beroepen zoals textielarbeiders (wevers), steenhouwers en handelaren om zich hier te vestigen.
In 1277 wordt een exclusieve markt geïnstalleerd op het kerkplein voor de verkoop van vlees, vis en groenten. In 1654, onder het eerste verdrag der Pyreneeën, word Catalonië in 2 delen opgesplitst: Zuid Catalonië en Noord Catalonië (momenteel de Pyrenees orientales).
In 1681 bouwt Vauban het fort Liberia en vernieuwt Villefranche. De stadsmuren worden verhoogd, een kazerne gebouwd, als ook een ziekenhuis, een bastion en een klooster der franciscanen Faubourg.
Van de 18de eeuw tot nu, onder het bewind van Lodewijk de 16e ( 1783) worden de stadspoorten vervangen door grote poorten in roze marmer.
In de 19de eeuw beveelt Napoleon de grote verdedigingswerken te verbinden met een ondergrondse weg (“der duizend treden”). Villefranche de Conflent en het fort Liberia zijn daadwerkelijk verbonden door 775 treden, die beginnen bij de Pont Saint Pierre uit de 12e eeuw.
We liepen door de smalle straatjes en toen daar die eend stond waanden we ons in de 60er jaren in plaats van in de middeleeuwen. Binnen de versterkingen, in z’n smalle steegjes, zijn veel winkeltjes met ambachtelijke producten en ook eten kun je er overal. Nu hadden wij nog een volle maag dus liepen we door de stad en gaven onze ogen goed de kost.
Het volgende reisdoel was een abdij. Op ongeveer 1 000 meter hoog, het verscholen achter een rots van de Canigou, ligt de St. Martin de Canigou. Het was in het jaar 1000 dat Guifred II, de graaf van Cerdagne en van Conflent, het besluit nam om op deze helling van de Canigou een klooster te bouwen voor de gemeenschap van de Heilige Benoît. Hij werd in zijn project gesteund door zijn broer Oliba, een van de grootste abten van de abdij Saint-Michel-de-Cuixà. De Benedictijner monniken bewoonden de abdij tot het eind van de XVIIIe eeuw. In 1786, verlieten de vijf laatste monniken de abdij die toen officieel werd afgeschaft. In de volgende 120 jaar raakte het gebouw volledig in verval.
De abdij heeft twee boven elkaar liggende kerken: de onderste kerk, gewijd aan St. Marie, en de bovenste kerk, gewijd aan Sint Maarten. De onderste kerk is voornamelijk ondergronds, en de hoogte onder het gewelf is maximaal 3 meter. Het oostelijk deel stamt waarschijnlijk uit 1009, terwijl de rest van het gebouw dateert uit de jaren 1010-1020.
Aan het begin van de XXe eeuw, koopt Mgr van Carsalade van de Brug, bisschop van Perpignan-Elne, de ruïnes op en onderneemt tussen 1902 en 1932 een eerste restauratie. Een tweede restauratie vindt plaats tussen 1952 en 1982 onder de leiding van Bernard van Chabannes, een Benedictijner monnik van de abdij van Calcat. In 1988 vertrouwt de bisschop van Perpignan-Elne de abdij toe aan de Gemeenschap van Béatitudes, met als taak het leven in gebed op deze plaats te vereeuwigen en om er de talrijke bezoekers te ontvangen.
Op plaatjes hadden we al gezien hoe de abdij gelegen was. In het dorpje Casteil was een parkeerplaats waar je de auto kwijt kon, maar de abdij was nergens te zien. Wel was er een pad omhoog met een informatiebord waarop stond dat het 50 minuten lopen was. Dat was te veel gevraagd voor Harry. De NL op zijn auto staat voor Niet Lopen, en als er gelopen wordt dan absoluut niet omhoog! Gelukkig zijn er in deze streek veel alternatieven bij de hand en weken we uit naar de abdij St. Martin de Cuixa, oorspronkelijk gelegen in het dal van de Têt. Deze werd gesticht rond 840 en lag toen in het dal aan de rivier. In de herfst van 878 verwoestte een overstroming het dorp en klooster en vluchtten de monniken hogerop. De gemeente werd verplaatst naar Cuixa, waar een kerk in handen van de priester Protais was, die ook de abt werd van het nieuwe klooster in 879. In 940 werd een nieuwe kerk gewijd aan Sint Michiel gebouwd.
In het begin van de twaalfde eeuw werd het klooster verfraaid, o.a. met een colonnade van marmer met gebeeldhouwde kapitelen. De volgende perioden in de Middeleeuwen waren duidelijk minder goede tijden voor Cuixa. De gebouwen van de abdij werden niet verlengd. De rijkdom van het klooster bleef echter duidelijk, en had de rechterlijke bevoegdheid over ongeveer vijftien parochies verdeeld tussen de bisdommen Elne en Urgell.
In 1913 slaagde een Amerikaanse beeldhouwer George Grey Barnard er in enkele beelden van de abdij van Cuixa bij een Parijse antiquair te kopen. Deze aankopen hebben geleid tot het herstel van het inmiddels vervallen klooster in 1955.
Achter het klooster ligt een perzikenboomgaard en daar streken we neer voor een lunch. De roze bloesems waren op hun mooist en de pitten in de boomgaard waren stille getuigen van de gegeten vruchten tijdens de pluk. Een rondje met de hondjes op deze mooie plek tussen de abdij en de Canigou zorgde er voor dat we helemaal voldaan waren!
Op de terugweg reden we door Thuir waar een gebouw van Gustave Eiffel staat. Hij ontwierp het gebouw voor de wijnboeren van Byrrh. Een omschrijving van de Byrrh-kelders hangt van aantallen en overdaad aan elkaar:
- Al meer dan honderd jaar wordt het Byrrh-aperitief, jaar in en jaar uit, volgens het zelfde oude recept van de gebroeders Violet bereid.
- Duizenden toeristen bezoeken jaarlijks de grotten voor een gratis rondleiding en wijnproeverij.
- In de kelders liggen meer dan 40 miljoen liter wijnen in eikenhouten vaten te rijpen.
- Zo'n twintig miljoen flessen Cinzano, Ambassadeurs, Dubonnet en uiteraard ook Byrrh verlaten de kelders elk jaar. De Pernod-Ricard fabrieken zijn intussen eigenaar geworden van het bedrijf.
- Het grootste eikenhouten wijnvat ter wereld met meer dan 1 miljoen liter wijn erin bevindt zich...juist, in Byrrh!
Helaas voor ons was de hal gesloten, want foto’s zijn veelbelovend!
Terug bij de tent was het al weer etenstijd. Ik had ivm. de wind nog voorgesteld aan Harry om beneden in de luwte te koken, maar met een volle maag en rozig terugrijden zag hij niet zitten. Har begint de tramontane zat te worden. De keuken werd klaargemaakt met mijn stoel als windscherm en de zijkant van de auto als mijn stoel. Het werd een pasta gekookt met een scheut witte wijn in het water (aanrader!), en een saus met tomaat, ui, knoflook en tonijn. Voordat het klaar was sneden we een stukje van de tomme noire des Pyrénées af en aten hem op. Als je in deze streek komt en van milde, vol-romige kaas houdt, dan mag je deze niet overslaan. Het is een Frans kaasje voor beginners ook (voor hen die rauwmelkse kazen en blauwe schimmels te heftig vinden).
Na de afwas ging Har nog even mee de honden uitlaten en in de avond werd het landschap bijna surrealistisch. Het is de laatste avond hier: morgen schuiven we een klein stukje op naar het noorden. Weg van de Tramontane en de om de lengte van de terugweg iets in te korten.
-
16 Mei 2010 - 10:23
Kluifje:
voor iemand zonder rijbewijs ben je veel onderweg.
Heerlijk ook voor jullie honden, zo kom je nog eens ergens en aan geestelijke afleiding en lichamelijke inspanning geen gebrek.
hou ons op de hoogte van jullie reizen, want door de prachtige foto's en verhalen reizen wij een beetje met jullie me.
groetjes van een huismus
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley