Variatie
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
31 Augustus 2006 | Noorwegen, Oslo
Net als in Loch Ness is ook hier in het meer bij Seljord een “monster” door enkelen waargenomen en wordt het toeristisch uitgebuit. Je hebt een camping, een eet-en drinkgelegenheid, een tunnel en weet ik al niet wat meer dat genoemd is naar de sjøormen, de zeeslang. Toch is het niet storend en dominant aanwezig, het monster als toeristische trekpleister. Hoe dan ook: het monster houdt niet van vuur: we hebben het niet gezien! :) Ook bij een beetje wind was er geen spoor van het slangachtige dier. Waarschijnlijk zat die op de bodem van het meer de versoepeling van de wetten om buitenlanders hun honden mee te laten nemen te vervloeken…
Door de wind rimpelde het water en was ineens het spiegelbeeld van de bergen weg waardoor je een totaal ander beeld en perspectief kreeg.
We verplaatsten onze tent naar een ander hoekje zodat hij even in de zon kon uitdampen. Het was dan wel niet mistig geweest, maar er was veel vochtneerslag. In de zon was hij zo droog! Toen waren we snel ingepakt en reden verder naar het westen. In Seljord hebben we eerst nog wat noodzakelijke dingen gedaan: het ijsje van gisteren smaakte Harry naar meer. De tent waar hij gisteren het ijsje kocht was gesloten, maar gelukkig was er verderop in het dorp nog een ijsverkoper! Blij hapte hij in zijn softijs. Uitgebreid vertelde hij dat Nederlandse ijsverkopers hier eens op cursus moesten, omdat ze hier de hoorntjes vanaf zo diep mogelijk opvullen.
Voldaan stapten we de auto in. Har omdat hij vol zat en ik omdat ik een hapje mee had gekregen en genoot van Harry’s tevreden bekkie! We reden verder naar het westen en kwamen bij het dorp Morgedal.
Bij het skimuseum hebben ze heel plastisch een wiegje met een paar ski’s er in neergezet, ter illustratie van het feit dat hier de wieg heeft gestaan van de moderne skisport.
Ook staat hier de Olympische vlam van de Spelen van Lillehammer (1994). Dat daar een heel verhaal achter zit, kwam ik pas later thuis achter, maar ik wil het jullie niet onthouden:
“Het idee om tijdens de Olympische spelen een Olympisch vuur te laten branden komt van de oude Grieken. Zij gebruikten een vlam die aangestoken werd vanuit een zonnestraal in Olympia, de plek waar de oorsprong van de Spelen ligt.
In alle beschavingen ongeacht wanneer heeft het vuur centraal gestaan, zowel om te overleven en als symbool voor leven, terwijl het vuur ook kan vernietigen. In de Griekse mythologie was het vuur een cadeau van de goden aan de mensen.
In 1928 werd het Olympisch vuur voor de eerste keer in de moderne tijd aangestoken, en in 1936 werd de vlam in Olympia aangestoken en naar Berlijn gelopen. De eerste fakkel estafette was een feit.
In de geschiedenis van de Olympische winterspelen werd het vuur voor de eerste keer aangestoken voor de winterspelen in Oslo, in 1952. Het vuur werd aangestoken in het huis van Sondre Norheim in Morgedal in Telemark en lopend naar Oslo gebracht. Sondre Norheim staat symbool als vader van de moderne skisport, en in Morgedal stond dus de wieg van de moderne skisport.
Ook in 1960 werd het vuur hier ontstoken; deze keer voor de Olympische winterspelen in Squaw Valley in de USA.
Lillehammer 1994
Op 27 november 1993 werd het vuur wederom aangestoken in Øverbø i Morgedal, waar Sondre Norheim zijn huis had staan. Dat moment was de start van de 72 dagen lange estafette die afgesloten werd op de springschans boven Lillehammer, waar de Olympische vlam werd aangestoken op 12 februari 1994.
De officiële Olympische vlam werd in de Heratempel op Olympia aangestoken op 16 januari 1994. In de loop van de daaropvolgende weken ging het vuur via Stuttgart, Ludwigsburg, Esslingen, Karlsrühe, Düsseldorf, Winterberg, Herne, Essen, Dortmund, Duisburg, Grefrath, Hamburg en de Scandinavische hoofdsteden København, Helsinki en Stockholm naar Oslo.
De Olympische vlam kwam in Oslo aan op 11 februari. De dag er na werd de vlam vervoerd naar de plaats waar de spelen zouden plaatsvinden: Lillehammer. De bedoeling was dat het Olympische vuur van Olympia zou samensmelten met het Morgedal-vuur tijdens de opening van de spelen, maar dit veroorzaakte een (hoe symbolisch) vurig debat tussen Olympia en Morgedal en over het vuur als heilig symbool…”
In Noorwegen was de skisport een natuurlijk gevolg van de bergachtige topografie van het land en de zware sneeuwval in de winter. Het moderne skiën ontstond in de 19e eeuw in de provincie Telemark, maar een oude rotstekening op Rødøy in de provincie Nordland toont aan dat de Noren 4000 jaar geleden al ski's gebruikten. In de epische verzen uit de Noordse mythologie wordt vaak verwezen naar Ull, de god van het skiën en naar Skade, de godin van het skiën en de jacht. De IJslander Snorri Sturlasson (1179-1241) bevestigde in zijn saga's over de Noorse koningen dat ski's al ver voor zijn tijd in de winter een normaal vervoermiddel waren. Hij vermeldt ook dat de Samen kundige skiërs waren.
De bevolking van de provincie Telemark in Zuid-Noorwegen blies onder aanvoering van Sondre Norheim de belangstelling voor skiën als een sport in de jaren 70 en 80 van de negentiende eeuw nieuw leven in. Sondre Norheim, in 1825 geboren in het Morgedal, maakte een eind aan een 4000 jaar oude traditie door stijve skibindingen te gebruiken. Hierdoor kon hij bochten maken en springen zonder het gevaar te lopen zijn ski's te verliezen. Bovendien ontwierp hij een "getailleerde" ski, de Telemarkski, die het prototype is geworden van alle ski's die tegenwoordig geproduceerd worden. Sondre Norheim werd door zijn tijdgenoten beschouwd als een ongeëvenaarde meester op de ski's. Hij combineerde skilopen met springen en slalomskiën. Tijdens de eerste nationale langlaufwedstrijd, in 1867 in Christiania (het huidige Oslo), deed hij met zijn kunstenaarstalent de inwoners van de Noorse hoofdstad verbaasd staan.
Slechts heel weinig mensen weten dat het tegenwoordig internationale woord 'slalom' een Noors woord is, afkomstig uit Morgedal. De eerste lettergreep, sla, betekent helling, heuvel of glad oppervlak, terwijl låm het spoor omlaag langs de helling is. De normale slalåm bestond uit een crosscountry over velden, heuvels en stenen muurtjes, die zich door het struikgewas slingerde.
In onze tijd beleeft deze oude sport uit Telemark een wederopleving, als wedstrijdsport en als populaire vrijetijdsbesteding voor een toenemend aantal enthousiastelingen in Europa en de VS.
De Noorse poolvorsers hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het nationale zelfrespect en de nationale trots op het gebied van sport. In “På ski over Grønland” (Op ski's door Groenland) schreef Fridtjof Nansen over zijn liefde voor het skiën, dat hij als de meest typerende Noorse sport beschouwde. Als iets de naam 'sport der sporten' verdient, dan is het wel het skiën, zei hij nadat hij in 1888 op ski's van oost naar west over de ijskap van Groenland was getrokken.
Een aantal jaren later wilde Nansen naar de Noordpool, die hij echter nooit heeft bereikt. De ijzige kou en de moeilijke omstandigheden op het ijs dwongen hem en zijn metgezel, Hjalmar Johansen, rechtsomkeert te maken. Al skiënd brachten ze samen meer dan een jaar door in een wildernis van ijs, volkomen geïsoleerd van de rest van de wereld.
Een andere gedurfde reis was de Zuidpoolexpeditie van Roald Amundsen van 1910 tot 1912. Samen met vier andere Noren bereikte Amundsen in 1911 als eerste mens de Zuidpool en plantte er de Noorse vlag. De vijf mannen legden op ski's een afstand van ongeveer 3000 kilometer af. Veel van de uitrusting die Nansen en Amundsen tijdens hun poolreizen gebruikten is voor het nageslacht bewaard gebleven en is te zien in het Framhuset, het museum waar ook het poolschip de Fram ligt, en in het Skimuseum, beiden in Oslo.
Na dit stuk geschiedenis gingen we verder over een zijweg richting Dalen. Om daar te komen moest je daadwerkelijk dalen en plotseling hadden we een prachtig uitzicht over het Bandakmeer, dat een onderdeel is van het beroemde Telemarkkanaal.
Het Telemarkkanaal is een grote attractie in Noorwegen. Over een lengte van 100 kilometer overbrugt het kanaal een hoogteverschil van 70 meter. Verschillende korte kanalen met veel sluizen verbinden meren met elkaar.
Het is honderd jaar geleden aangelegd om hout te vervoeren. Nu dient het alleen nog voor de pleziervaart en het toerisme. Er zijn zeventien sluizen om het hoogteverschil te overbruggen. De sluisdeuren worden nog steeds met de hand bediend. Bij de hoogste sluis ga je tien meter omlaag. Als je het hele kanaal afdaalt duurt de trip ongeveer elf uur.
In Dalen is er een sprookjesachtig gebouw, het Hotell Dalen. Daar worden de mensen gehuisvest die de trip op en neer maken.
Toen het Telemarkkanaal werd geopend in 1892, was de kortste weg van Bergen naar Oslo via Dalen. In dit dorp was er geen plaats, en zeker niet voor de beter gesitueerden, om ze voor een nacht onder te brengen. Hierdoor werd dit hotel gebouwd, in een bouwstijl die doet herinneren aan de staafkerken en versieringen uit de vikingtijd.
Hier sliepen onder anderen de Engelse aristocratie, koning Oscar van Noorwegen en Zweden, de koning van Siam (had hij het hier zo koud??), keizer Wilhelm van Duitsland, de Noorse koning Haakon, koningin Maud en kroonprins Olav. Ze dansten zich hier door blijheid en verdriet, door oorlog en vrede. Maar ook de gewone mensen konden hier overnachten, voor zo ver ze het zich financieel konden veroorloven, natuurlijk. De een is nou eenmaal gewoner dan de ander...
Deze glorietijd werd onderbroken in de tweede wereldoorlog, waar de Duitse bezetter het hotel overnam, en zowel de gasten als ook het originele interieur verdwenen. Er werd geen onderhoud meer gedaan en het zag er na de oorlog niet best uit voor het eens zo eervolle hotel. Uiteindelijk stond het er als prooi voor weer en wind en als speelplaats voor kinderen.
Uiteindelijk was er een predikant, Åge Samuelsen, die wel een toekomst in het hotel zag. Hij kocht het, maar kreeg het niet voor elkaar om het gebouw te renoveren. Wel kon hij mensen interesseren voor het hotel, en in 1992 is het hotel totaal gerenoveerd en heropend. In 2000 kreeg het een prijs voor het bewaren van een uniek cultureel monument.
In Dalen deden we boodschappen en Har was erg toe aan een pauze. Helaas door een communicatiefout was dat niet bij me doorgekomen en toen we het dorp uitreden naar boven, weer de bergen in was Har er niet blij van. Als je de enige chauffeur in het reisgezelschap bent is dat ook begrijpelijk. Maar ja… omkeren was ook niet bespreekbaar en stoppen op deze hoogte wilde hij ook niet, dus reed hij maar door.
Ik hield mijn mond maar, het beste wat ik in zo’n geval doen kan…
Uiteindelijk vonden we een pauzeplek en daar aten we wat en ik nam een paar foto’s. Nou en toen ging het weer!
De rit over de bergen was prachtig. De natuur hier is ruig en weids en je komt er niemand tegen. Behalve de weg die er doorheen loopt is er geen teken van menselijke beschaving. Zo iets is in ons kikkerlandje niet meer te vinden, in elk geval!
We kwamen bij het dorpje Eidsborg, vooral bekend om zijn staafkerk.
Achter de staafkerk is een klein museum waar een zilversmid en zijn vrouw huizen en boerderijen uit de streek hebben opgekocht en een aantal hier weer opgebouwd hebben.
Het bouwjaar van de staafkerk van Eidsborg is vermoedelijk 1250. Onder de kerk zijn resten van verkoold hout gevonden, en men vermoedt dat op deze plek al eerder een gebouw heeft gestaan. In het begin had de kerk een rechthoekig schip en een smaller koor, maar later is een overdekte rondgang om de kerk gebouwd, de zgn. svalgang.
Haar huidige uiterlijk heeft de kerk aan een verbouwing te danken. In de 17e eeuw werden de binnenwanden beschilderd en de kerk uitgebouwd. Na 1920 werd een gewelf in het schip verwijderd om schilderingen uit de 17e eeuw zichtbaar te maken en te restaureren.
In vier pijlers staan de namen van de vier boeren in runenschrift, ter nagedachtenis aan de boeren die de pijlers aan de kerk geschonken hebben.
Vanaf 1200 is de kerk gewijd aan de heilige Nicolaas.
Ook nu weer stond de kerk aan de buitenkant in de steigers, maar ik vond gelukkig nog wat foto’s die de buitenkant wel laten zien!
In de kerk was een mooie verstilde sfeer. Een gids legde net uit aan een paar toeristen dat dit deel van Telemark het laatste in kaart gebrachte gebied van Noorwegen is.
Buiten vanaf de kerk had je een mooi uitzicht over de heuvels van Telemark en het dorpje Eidsborg.
Nu reden we verder richting Setesdal. Harry wilde op deze hoogte niet kamperen vanwege koud, en we genoten van het mooie landschap.
In de moerassen bloeide moeraspluis en korte berken die door het ’s winters barre klimaat niet groot worden typeren het landschap. Er groeien hier enorm veel soorten mos, en dit alles levert een scala aan groene kleuren op!
Uiteindelijk naderden we het Setesdal en via een indrukwekkende afdaling zakten we weer naar kampeerhoogte (of liever laagte) af.
We vonden een plekje na een lange rit in het Setesdal. Eerst zijn we een 4-sterrencamping voorbij gereden. Te veel toeters en bellen... Even verderop bij een soort jeugdherberg vonden we een eenvoudige camping. De receptie was onbemand en een nacht kamperen was 100 kronen. Er lagen enveloppen en of we het maar in de brievenbus wilden doen!
Toen de tent stond hoorden we pas goed het lawaai van de waterval. Har zei:”Zeg, ken dat ding niet afgezet worden?” Ach, we hadden ook op zulke stille plekjes gestaan...
Op deze camping kon er geen vuurtje gestookt worden. Er was een centrale grote vuurplaats met veel takken er op, maar als dat allemaal vlam zou vatten zou het een enorme fik worden. Har zag de baal hout al weer jaren in de garage liggen en zei:”Ik neem het hout niet meer mee, hoor! Als we het niet opstoken laat ik het hier gewoon achter!”
Ik opperde dat mijn vader een kachel heeft en er misschien wel heel blij mee zou zijn.
Nou, oké dat was ook goed. Als het maar niet mee naar huis ging!!!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley