Wild kamperen
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
30 Augustus 2006 | Noorwegen, Seljord
Deze vogeltjes liepen rond de tent, in de hoop dat deze kampeerders wat te eten hadden laten slingeren. Ze hebben een grappig wippend staartje en zijn ongeveer 18 cm. lang. Ze eten het liefst insecten, en dat komt mooi uit, aangezien Noorwegen berucht is om zijn muggen! Ze heten linerle in het Noors, ik weet niet hoe ze in het Nederlands heten…
Langzaam begon de mist op te trekken; niet alleen buiten, maar ook binnen in de tent begon er wat te gebeuren: Harry werd wakker. Gelukkig was hij net op tijd op om ook nog van de mist te genieten!
We begonnen met foto’s te maken en gingen daarna ontbijten. In die mist bleef de tent niet droog natuurlijk, en omdat er langzaam maar zeker blauwe lucht zichtbaar werd kon door de zon de tent mooi drogen!
Toen de tent zo goed als droog was hebben we opgebroken, en zijn teruggereden naar Notodden, naar de camping bij het vliegveld voor een warme douche. Zo, 10 kronen in de automaat en douchen maar. Als nieuw kwamen we weer buiten, hoewel… Har had nog een baard van 1 ½ dag… Nee, scheren was eigenlijk een beetje onmogelijk, aangezien hij zijn scheermesje bij de familie Hannevig had laten liggen. Nu ken ik mijn pappenheimers en kon uit een verborgen hoekje nog een oud scheermes met houder tevoorschijn halen. Terwijl Harry zich weer terugtrok in de douche vulde ik de waterkannen, 15 liter in totaal. Daar moesten we het komende etmaal weer mee door kunnen! Mooi glad kwam hij alsnog de douche uit, ietwat gehavend door het botte mes… Sorry, maar beter iets dan niets!
Eerst gingen we boodschappen doen! We reden terug Notodden in en in de Rema 1000 supermarkt zagen de groenten er prachtig uit! Dat is hier geen schering en inslag! Met broccoli, tomaten en champignons, een vers brood en melk kwamen we weer naar buiten. Zo, dat was voor elkaar.
Verder gingen we richting west, richting de stavkirke van Heddal.
In het Heddal en het Hjartdal staan mooie boerenschuren, de stabburs. Het is een soort handelsmerk van het land geworden, en men heeft er zijn best aan gedaan om de schuren zo fraai omogelijk te versieren. Dat was natuurlijk een soort statussymbool: als je je kon veroorloven om zo’n schuur te verfraaien dan zat
je goed in de slappe was!
De gemeente Notodden kan zich beroemen op haar grondgebied één van de meeste bezochte attracties van Noorwegen te hebben: de staafkerk van Heddal.
Deze kerk is de grootste bewaard gebleven staafkerk in geheel Noorwegen.
De kerk werd gebouwd rond 1240.
Volgens de legende leefden er toen vijf boeren die samen besloten een kerk te bouwen. Op zekere dag ontmoette één van de boeren, Raud Rygi, een vreemdeling die aanbood de kerk voor hen te bouwen als Raud hem zou betalen met de zon of de maan, het bloed van zijn eigen hart òf als Raud zijn naam zou raden.
Dat laatste leek Raud niet zo moeilijk en hij nam het aanbod aan, maar al gauw bleek dat hij niet veel tijd had om de naam van de vreemdeling te ontdekken, want na 2 nachten was de kerk al zo goed als klaar. Op de derde dag ging Raud een wandeling maken en intussen pijnigde hij zijn hersenen over een manier om achter de naam van de vreemdeling te komen. Opeens hoorde hij iemand een mooi maar vreemd liedje zingen. Raud stond stil en hoorde:
'Slaap, kindje, slaap
Finn brengt je morgen
de zon en de maan
en het hart van een Christenknaap
dus je kunt nu rustig slapen gaan'
Daarmee wist Raud genoeg; de geheimzinnige vreemdeling heette dus Finn. De derde nacht was de kerk inderdaad klaar maar Finn vertrok zo gauw mogelijk, omdat hij het geluid van kerkklokken niet kon verdragen.
Je kunt het kerkgebouw het best bestuderen door eerst het schip van de kerk bekijken. De 4 zuilen (staven) aan beide zijden zijn ingedeeld in een middenschip en twee zijbeuken. Aan de andere zijden van het middenschip staan nog twee zuilen, iets dichter bij de hoekzuilen. Deze 12 zuilen zijn van boven met elkaar verbonden door kromhouten, St. Andreaskruisen en kruisbalken.
De laatste restauratie zorgde ervoor, dat het Middeleeuwse open kerkinterieur weer voor de dag kwam. De hoofdconstructie en vele bouwkundige details van het interieur werden weer zichtbaar. Van de wanden in schip en koor werden nieuwere verflagen verwijderd, zodat resten van de Middeleeuwse decoratie en vooral ook geschilderde decoraties uit de 17de eeuw opnieuw tevoorschijn kwamen.
De hoofdingang van de kerk is naar het westen gekeerd. De twee zijbeuken hebben ieder hun ingang resp. aan de noord- en aan de zuidzijde, de kooringang ligt ook op het zuiden. De ingangspoorten, rijk voorzien van houtsnijwerk, zijn overal bewaard gebleven. Behalve dierenmotieven in deze versieringen vind men ook plantenmotieven; iets wat een sterk argument is voor datering in de 13de eeuw.
Aan de bovenkant van de middenzuilen in schip en koor ziet men een rij maskers, erg stijlvol, maar zo krachtig gevormd dat ze de indruk geven het gewicht van het dak te dragen.
Staafkerken hadden oorspronkelijk geen- of slechts een kleine klok. Met de opkomst van grotere klokken moest men inderdaad een separate klokkentoren bouwen omdat de oorspronkelijke constructie niet berekend was op het gewicht van dit formaat klokken.
Kerkklokken waren niet goedkoop, en in sommige gevallen had de gemeente geen geld om meteen een klok aan te schaffen. Ook hier werd later voor een losse toren gekozen. Als gevolg hiervan is het, meen ik, op een gegeven moment mode geworden om een losse klokkentoren te bouwen, vandaar dat je ook nieuwe(re) kerken ziet met een eigen toren voor de klok.
Na uitvoerig deze kathedraal van de staafkerken te hebben bekeken reden we verder. De E 134 bracht ons via het Heddal naar het mooie Hjartdal, waar de prachtigste stabburs staan.
Verderop in het Hjartdal zagen we houten kerkjes van later datum dan de staafkerken, wit met leistenen daken. Ze straalden een serene rust uit. De kerkjes waren gesloten, en dus niet toeristisch genoeg…
Vandaag hadden we nog een missie: we waren op zoek naar wederom een wild kampeerplekje, schoongewassen als we waren en met genoeg water aan boord. Er was echter nog een klein dingetje wat ontbrak: met al die nattigheid in de natuur was het een hele toestand om een vuurtje te maken. We zouden ook wat hout kunnen kopen, misschien? Nou, zo gezegd, zo gedaan. Bij de eerste de beste bouwmarkt stopten we en gingen we naar binnen om hout te kopen. Mooi niet! De mensen keken moeilijk, want we waren veel te vroeg voor hout! Nee, bij een benzinepomp zouden we ook niet slagen dachten ze.
De volgende poging waagden we bij een huttenboer. Zoals we bij de familie Hannevig hebben gehoord heeft elke Noor behalve zijn huis een hut en een “fritidshus” bij de zee. In dit gebied was het dus geliefd voor huttenliefhebbers en we vonden een winkel waar je alles voor je hut kon krijgen. Alles? Bijna… alleen geen hout om te stoken…
Harry begon zorgelijk te kijken. Ik zag het nog wel zitten. Er is hier zo ontzettend veel hout, het moest wel ergens lukken! Met de tip om het bij mensen privé te proberen reden we verder naar het westen.
Met de blik op hout gericht stopten we niet bij al die mooie stabburs om foto’s te maken. Gelukkig vond ik op het internet er een heleboel terug.
En toen gebeurde het: we zagen een man hout klein maken op haardformaat. Harry draaide meteen zijn erf op en stopte. De man vroeg of hij ons ergens mee kon helpen. Ik legde uit dat we aan het kamperen waren en dat het met het natte hout niet zo goed stoken was. Zouden we hier misschien wat mee kunnen nemen?
De man keek me aan, keek weer naar het nummerbord van de auto en vroeg:” Er’u norsk innfødt, eller?”, oftewel: “Ben je een Noorse van geboorte?” Toen maar weer uitgelegd dat ik een jaar in Noorwegen had gewoond. Hij keek me wat appelig aan en ging toen hout halen. Ik snap zijn verbazing wel: het praat Noors, het doet Noors (kamperen in de wildernis) en het rijdt rond in een auto met een Nederlands kenteken…
Vlak voor Seljord aan de E 134 was een paadje naar rechts richting een als meer verbrede rivier. Het was een prachtig vlak terrein met een oude vuurplaats. Aan de overkant van de E 134 was een boerderij.
Het was een droom van een plekje en we zijn naar de boerderij gegaan om te vragen of we daar mochten kamperen.
Een Berner Sennenhond kwam op me af gedenderd en bleef naast me staan blaffen. Ik keek in de rondte maar zag geen mens. Nu zijn er meer huizen dan mensen in dit land, maar het zou nu wel handig zijn als er iemand kwam.
Ja, Harry zag vanuit de auto iemand komen. De vrouw zat duidelijk niet lekker in haar vel en er was die dag al bloed bij haar geprikt. Ze hoorde mijn vraag aan en keek peinzend en nadenkend en zei “Mjoa…, dat mogen jullie wel.” Het bleek dat ze die plek speciaal voor campers hadden gemaakt! Fantastisch toch?
Ze vertelde alles op zo’n toon dat toen ik bij Har in de auto kwam hij er van overtuigd was dat we daar niet mochten staan. Dus wel! Harry was er helemaal opgelucht van!
Eerst zijn we nog even Seljord in gegaan, en Har heeft daar nog een “stor softis” gehad. Dat is een groot softijs, zodat je alleen zijn oren nog links en rechts van de toeter ijs uit ziet steken. De rest verdwijnt achter de witte berg van ijs.
Na deze versterking van de inwendige mens reden we terug en zetten de tent op.
We aten een lekkere pasta met broccoli, tomaat en champignons en tonijn, mmmm!
Harry ging toen de houtjes hakken, zodat we ook aanmaakhout hadden. Hij wilde het vuur met 1 lucifer aansteken.
Maar ja… hij trok zich even in de bosjes terug, en toen was het vuurtje al aan. Wel met 1 lucifer en met een stukje aftenposten, de krant die we op de boot hadden gekocht met het weerbericht.
Helemaal rozig van het vuur doken we onze slaapzak in en we sliepen in een handomdraai. Het voordeel van wild kamperen is dat er geen medekampeerders naar Harry kijken, omdat Kaats gesnurk hem toebedacht wordt…
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley