Regen, sneeuw en specie
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
11 April 2008 | Frankrijk, Cérilly
De werknemers van Eiffage demonstreerden al deze hele week voor betere werkomstandigheden en hoger loon. Door de regen lieten ze zich zelfs niet ontmoedigen, maar het was wel een aanslag op het moraal... :-(
Weer reden we langs Roquefort, en wie o wie had nou toch de penicilline uitgevonden… Sir Alexander… sir Alexander… @*%#Grrr…
Langs de weg zagen we een fraai roodkleurige brug, het Viaduc de Garabit. Het is een van de meesterwerken van de Franse ingenieur Gustave Eiffel en gelegen bij Ruynes-en-Margeride in het departement Cantal in Frankrijk. Het is gebouwd van 1880 tot 1885, en toen deze spoorbrug over de Truyère-rivier in 1885 geopend werd, was het de grootste en hoogste van zijn tijd. Het is een revolutionair ontwerp, zijn tijd ver vooruit, minimalistisch van constructie en tegelijkertijd zeer elegant van vorm. Het viaduct is 565 meter lang en de grootste hoogte boven de rivier is 122 meter. Er is o.a. 41 ton staal, 23 ton gietijzer en maar liefst 678.768 klinknagels in verwerkt.
De snelweg was gratis tot Clermond Ferrand (behalve het viaduct van Millau dat er onder de donkergrijze lucht weer heel anders uitzag) en na de hoogvlakte van de Aubrac klaarde het weer zowaar een beetje op. In de Aubrac zelf was een sneeuwbui en harde wind. Blij dat we daar niet onze tent op hoefden zetten…
Het Aubracplateau ligt in de Auvergne in het departement Cantal en is een ruige, zeer dun bevolkte hoogvlakte. De stad Laguiole is algemeen bekend voor de Laguiolekaas en de beroemde Laguiolemessen. De monniken van de abdij van Aubrac ontwikkelden en verbeterden het plaatselijke runderras tot de abdij tijdens de Franse revolutie ten onder ging. Voor er in 1975 een definitief reddingsplan voor het ras kwam, was het een trekdier en na de tweede wereldoorlog gaf men prioriteit aan de melkproductie.
Het Aubracrund is erg sierlijk. Een koe weegt 500 tot 700 kilo, een stier 900 tot 1250 kilo. De bouw is bijna rechthoekig met afgeronde heupen en een korte snuit. De hoorns zijn lang, gekruld en gebogen. De vacht is heel mooi en meestal blond-bruin, soms tot vaalrood getint. De binnenkant van de neusgaten en het uiteinde van de staart zijn zwart, net als de buitenrand van de oren. De omtrek van de snuit en van de ogen is wit met een zwart randje. Net alsof ze mascara dragen. De Aubracs kunnen heel goed lopen en zijn echte graseters. Ze stellen zich tevreden met grof voeder en zijn erg reproductief (vruchtbaarheid rond 98%).
Het vlees is van uitzonderlijke kwaliteit, gezond en lekker. Sommigen beweren dat een Aubrac het beste rundvlees voortbrengt. In Frankrijk is het vlees van de Aubrac een gastronomische delicatesse en wordt het onder het AOC label verkocht.
Eén van de hoofdroutes van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella gaat vanaf Le Puy en Velay en dan over de Aubrac naar Conques. De Aubrac kan een ware beproeving zijn voor de pelgrims, maar ook betoverend mooi, ruig en eenzaam.
In die ruigte is er ook echte boerenpot: ze maken hier een streekgerecht van aardappelpuree met o.a. kaas: aligot. Je kunt het vergelijken met metselspecie en het is onwaarschijnlijk machtig! We hebben een pakje gekocht in de supermarkt vanmorgen, om vanavond op te eten.
Recept: Aligot, voor 6 personen
• 1 kilo aardappelen, bijv. Nicola
• 500 g tomme d'Aubrac (of een andere verse kaas die voorhanden is)
• 200 g crème fraîche
• 200 g boter
• 2 - 3 teentjes knoflook, ragfijn gehakt of uit de pers
• zout en versgemalen peper
Snijd de geschilde aardappels in stukjes, en kook ze in iets gezouten water gaar. Snijd intussen de korst van de kaas, en snijd of schaaf de kaas in dunne plakjes. Let op: Raspen is verboden!!
Giet de aardappels af en stamp ze tot een puree. Zet de pan op een laag vuur en voeg beetje bij beetje, steeds roerend de fijngehakte knoflook, de boter en de room toe. Voeg in één keer de kaas toe en klop met een stevige houten lepel de kaas door de puree. Roer in één richting en til het mengsel steeds op, zodat er lucht bijkomt.
Als de kaas is gesmolten en de puree een dik lint vormt is de aligot klaar. Een beetje specieachtig spul dus en zeer machtig!!!
Neem voor een kleinere portie de helft van bovengenoemde ingrediënten.
Belangrijk: Serveer onmiddellijk!
Let op aanbranden!
(Kan me nog zeer levendig herinneren dat ik op een wandeltocht met mijn vader moe en hongerig in een eettentje neerstreek en een zeer aangebrande geur uit de keuken opsnoof. “O jee, als dat maar niet onze aligot is”, zei een van ons al, en jawel hoor, dat was het!)
Aligot maken wordt in de streek rondom Aubrac zeer serieus opgevat en er zijn vaak verhitte discussies over al of niet toevoegen van knoflook, meer/minder crème fraîche of boter etc.
In de kleine campinggids stond een camping “Domaine de soulisse” in Cérilly. De camping werd gerund door een Limburger met een net ontstane liefde. De vriendin wist totaal niets van de camping, leidde ons rond, keek wazig naar de FICC kaart (Wat is dat?) en zag dat het sanitair niet schoon was en geen water had. O jee, wat nu? Gelukkig hadden we 10 liter water mee, en Marijn, de Limburger, zou rond 17 uur thuis zijn.
O, ja de honden. Ze vroeg of ze wel lief waren. Har antwoordde:”Nee!, de grote niet maar we hebben wel een lief pupje”. Even later liet ze haar twee honden (labrador-jachthondkruisingen) los op het terrein en eentje poepte pontificaal midden op het kampeerveld, en Tora zat boos op de rug van de ander. Ik legde Har uit dat we geen lief pupje hadden, maar een wijf!
Ondertussen liet ik de honden uit, Har kwam bij van de autorit, de tent droogde, en later ook de slaapzak en zo kwam alles goed. Er kwam zelfs een zonnetje door! Hoe kregen we het uitgemikt om net daaronder de tent neer te zetten!
We aten tomatensoep en warmden daarna de aligot op. Ik wist nog dat het machtig was, maar het was machtiger dan ik me kon herinneren… Wat een specie!
Nou, toen Marijn thuiskwam wachtte hem een tegenvaller: er waren onverwachte kampeerders en de hoofdkraan bleek stukgevroren te zijnde afgelopen winter… Hij had er zijn handen even aan vol, maar was gelukkig een stuk handiger dan zijn liefde, dus even later hadden we water, en een schoon washok! Ook de hondendrol werd van het veld geraapt. De douche was lekker warm en ruim, en even later waren we schoon en hadden we vers water.
Nog even lekker lummelen en schemeren voor de tent, het kaarsje waaide steeds uit, dus daar hadden we niets aan, maar er was een mooie sterrenhemel. Wie had dat verwacht na al die grijze wolken! En het was hier stil, echt stil. Geen ruis van (snel)wegen en zelfs geen dwergooruil!
-
04 Mei 2008 - 09:32
Jan:
Alexander Fleming!! Dat wist je toch wel? -
04 Mei 2008 - 09:35
Lisette:
Ja, imiddels wel...
Het volgende werd meteen uitgezocht toen we terug waren van vakantie:
Microben maken ons ziek
Op het einde van de 19de eeuw hebben Louis Pasteur en Robert Koch aangetoond dat ziekten veroorzaakt worden door bacteriën, microscopisch kleine ziekteverwekkers. Vanaf dan is het zoeken geblazen naar de Steen der Wijzen: geneesmiddelen tegen schadelijke bacteriën.
Schimmels zijn goed voor u
De Schotse bacterioloog Alexander Fleming wordt algemeen beschouwd als de uitvinder van de penicilline. Zoals wel vaker in de geschiedenis, is dat verhaal maar ten dele waar. Wel is hij een erg belangrijke schakel in een ketting.
Historische bronnen vermelden het gebruik van schimmels als geneesmiddel al 1500 jaar voor onze jaartelling. In China legde men beschimmelde tofu op huidinfecties zoals steenpuisten. In andere culturen gebruikten ze warme aarde – die van nature schimmels bevat – op wonden als eerste hulp bij ongevallen. Dat wilde wel eens werken, maar men wist nog niet waarom: die schimmels scheiden natuurlijke antibiotica af.
Een vergeten pionier is Ernest Duchesne, een jonge Franse arts in opleiding aan de militaire school van Lyon. Hij publiceert al in 1896 zijn doctoraatsverhandeling over de antibacteriële werking van schimmels, in het bijzonder de penicillium. Dat is meteen de eerste publicatie over dat onderwerp. Hij pleit voor meer onderzoek maar moet zelf in dienst als beroepsmilitair en sterft jong aan tuberculose.
Geïnspireerd door wereldoorlog I
Dan heeft Alexander Fleming meer geluk. Tijdens wereldoorlog I ziet hij meer soldaten sterven aan de gevolgen van wondinfecties dan aan de verwondingen zelf. Na de oorlog gaat hij in Londen gemotiveerd op zoek naar een geneesmiddel. Al in 1922 ontdekt hij lysozymen, enzymen die in lichaamsvochten als tranen, speeksel en snot voorkomen. Lysozymen doen bacteriën uiteenbarsten maar zijn alleen actief tegen weinig agressieve soorten. Daarom ziet hij er het nut niet van in.
In 1928 heeft hij zich toegespitst op één bepaalde bacterie, de Staphylococcus aureus. Fleming is een erg slordige onderzoeker. Zijn labo is altijd een rommeltje. Wanneer hij van een vakantie terugkomt, zijn de meeste van zijn bacteriënkweken besmet met een schimmel. Dat gebeurt wel vaker, ook bij andere onderzoekers. Hij wil de besmette petri-schaaltjes net weggooien, als hij merkt dat zich rond de schimmel een zone bevindt waar geen bacteriën groeien. Dat is zijn eureka-moment: die schimmel moet een stof produceren die bacteriën doodt! Hij identificeert haar als een ondersoort van de penseelschimmel of Penicillium. Het actieve extract dat hij eruit isoleert noemt hij penicilline.
Alexander Fleming ontdekt dat penicilline in het laboratorium effectief is tegen veel soorten bacteriën en kan er uitwendig zelfs ooginfecties mee genezen. Hij heeft echter niet genoeg middelen om de schimmel op voldoende grote schaal te laten groeien. Zijn collega’s zijn zijn verhalen na verloop van tijd beu en omdat hij zo’n onwaarschijnlijk saaie lesgever is, krijgt hij ook geen studenten warm voor zijn onderzoek. In 1931 geeft hij er de brui aan.
Oorlogswapen in wereldoorlog II
in 1938 is pathologieprofessor Howard Florey wel geïnteresseerd geraakt in Flemings onderzoek. Hij heeft in Oxford een modern laboratorium en gespecialiseerd personeel, in het bijzonder Ernst Chain en Norman Heatley. Ze krijgen wat penicillium van Fleming en kunnen genoeg penicilline produceren om met proefdieren aan de slag te gaan. Daarna volgen de eerste mensen.
In 1941 is het duidelijk dat penicilline een levensreddend geneesmiddel is, maar de productie blijft heel moeilijk. Ondertussen is wereldoorlog II uitgebroken. Daarom zetten Florey en zijn ploeg het werk in Amerika verder. Met name in Peoria, Illinois. Daar krijg het project topprioriteit. Het is immers belangrijk dat de geallieerde soldaten over penicilline beschikken.
Ze ontdekken manieren om de productie op te drijven. Na wereldwijd zoeken vinden ze uitgerekend op de markt van Peoria een superschimmel op een rotte pompoen.
De geproduceerde hoeveelheid gaat stelselmatig naar omhoog en de prijs daalt navenant. Tegen het einde van de oorlog kan men zeven miljoen patiënten per jaar behandelen. De ene na de ander zieke wordt nu genezen door het wondermiddel. Ter vergelijking: tijdens WO I sterft 18 % van de Amerikaanse soldaten aan longontsteking, in WO II minder dan 1%!
In 1943 worden Fleming en Florey verheven in de adelstand, twee jaar later krijgen ze samen met Chain de Nobelprijs.
Meer, meer
Na de ontdekking van penicilline zoekt en vindt men nog andere natuurlijke antibiotica. De meeste zijn niet meer afkomstig van schimmels maar van bacteriën. Tegenwoordig worden de meeste antibiotica helemaal of gedeeltelijk synthetisch aangemaakt. Het was immers al snel duidelijk dat je aan penicilline alleen niet genoeg hebt. Je kunt er maar een aantal soorten bacteriën mee ‘pakken’. Bovendien worden bacteriën na verloop van tijd bestand tegen antibiotica.
Resistentie
De oorspronkelijke, pure penicilline is maar tegen weinig bacteriën meer actief.
Fleming zelf voorspelde dat dat zou gebeuren, doordat de geviseerde bacteriën manieren vinden om onkwetsbaar te worden. Al enkele jaren na het begin van de massaproductie slaagde uitgerekend Flemings oorspronkelijke onderzoeksobject daarin, de staphylococcus aureus.
De stafylokokken zijn resistent geworden door penicillinase af te scheiden, een enzym dat penicilline afbreekt. Er bestaan nog andere trucs: bacteriën veranderen het aangrijpingspunt voor het antibioticum, laten het niet meer door de celwand heen, pompen het onmiddellijk weer uit, of combinaties van dit alles.
Hoe vaker en langer bacteriën in contact komen met antibiotica, des te meer gelegenheid hebben ze om resistentie te ontwikkelen. Hetzelfde gebeurt wanneer je een antibioticakuur te lang of te kort aanhoudt.
Doe je het te lang, dan houd je een hele resem resistente bacteriën over. Stop je te vroeg omdat je je al beter voelt, dan zijn de ziekteverwekkende bacteriën nog niet allemaal om zeep gebracht. De overblijvers zijn net degenen die het best tegen het antibioticum kunnen. Zij kunnen zich ongeremd gaan vermenigvuldigen en geven hun resistentie-eigenschappen door aan hun nakomelingen.
-
04 Mei 2008 - 10:48
Irene:
Lisette,
Je bent een kei in het maken foto's!
Ook dit keer interessante verhalen. Ik heb het idee een les geschiedenis en tevens aardrijkskunde te hebben.
Erg leuk om zo'n live verslag te lezen.
Zal wel een heel werk zijn.
Groetjes en een knuffel voor de honden.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley