Rondje Oud Zuilen en DAPje uit
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
22 Maart 2009 | Nederland, Utrecht
Het was prachtig weer: half bewolkt (een echt Hollandse lucht) en een aangenaam frisse temperatuur. Har reed de lege bus op lijn 6 iets verder door dan eigenlijk moest en zette me af bij de uitlaatservice op het industrieterrein. Mooie symboliek voor een beginpunt van een wandeling met honden! Snel waren we de stad uit en liepen we in het mooie oude bosje rond slot Zuylen. Bij het kasteel was het mooi warm ochtendlicht en we genoten. Ondertussen begon hondhoudend Zuilen te ontwaken en kwam ik al wat mensen met honden tegen. Langs het met sloten omzoomde boerenweggetje waren gelukkig uitwijkplaatsen en konden we elkaar goed passeren. De heethoofd-Japjes hielden zich zowaar netjes!
Ineens kwamen we bij een onverwacht monument: de begraafplaats Oud Zuilen. Sinds de kerstening in de vroege Middeleeuwen was het in Nederland gebruikelijk om overledenen in en naast de kerken te begraven. In de tweede helft van de 18de eeuw kwamen hiertegen steeds meer bezwaren: 'stinkende dampen en vuile uitwasemingen van lijken', verzakkende zerken, niet meer af te sluiten grafkelders en het onzorgvuldige begraven van de doden op de kerkhoven. Hier komt ook de gewoonte om pepermuntjes in de kerk te eten vandaan… Allemaal om de stank van de lijken te verdrijven! ;-) Aan het einde van de 18de eeuw ontstond er dan ook behoefte aan begraafplaatsen buiten de bebouwde kom. Particulieren lieten zelf buitenbegraafplaatsen aanleggen, aangezien er geen initiatief van de overheid uitging.
In 1781 was het de Zuilense kasteelheer W.R. van Tuyll van Serooskerken die als eerste in de provincie Utrecht een buitenbegraafplaats liet aanleggen. Dit was twee jaar na de eerste buitenbegraafplaats in Scheveningen. Een jaar na de aanleg werd de eerste dode begraven.
Sinds 1988 is de ingang een beschermd rijksmonument en in 1997 zijn de ingang en het hekwerk gerestaureerd.
Zowel het oude als het nieuwe gedeelte van de begraafplaats bestaat uit drie delen. De totale oppervlakte beslaat 55 are en omvat 600 graven. Op het oude gedeelte is onder meer het graf van prof. dr. F.C. Donders te vinden, de ooit wereldberoemde Utrechtse pro¬fessor in de oogheelkunde. Donders had zijn nabestaanden opgedragen dat zijn graf met niets meer dan 'hedera helix (zoogenaamden klimop)' versierd zou moeten zijn. Zijn bescheiden verzoek is in de wind geslagen en er kwam een stenen grafmonument met naamsvermelding. Maar sinds kort groeit tussen de kiezelstenen toch een plantje klimop. Tegenover de ingang ligt de ommuurde familiebegraafplaats. Dit gedeelte is in eigendom van de familie Van Tuyll van Serooskerken. Ook de familiebegraafplaats is tot rijksmonument verklaard.
We kwamen de vertrouwde rood/geel markeringen van het waterliniepad tegen. Of was het de bunker met sluisje die het pad markeert? Het zal wel een combinatie van beiden zijn…
De twee molens van Oud Zuilen stonden in hun volle pracht af te tekenen tegen de wolkenlucht. Het was een prachtig plaatje.
In de jaren 1672-1674 (tijdens de bezetting van de Franse troepen) zijn er nogal wat molens in de Vechtstreek door hun toedoen in vlammen opgegaan. In 1753 brandde de molen die hier voorheen stond af. Men besloot om voor Westbroek, één molen te herplaatsen. Tot 1830, toen de naburige wipwatermolen werd gebouwd bleef de polder Buitenweg zonder bemaling.
Omstreeks de eeuwwisseling werd dit bij meerdere molen in Noordwest Utrecht het scheprad verdiept vanwege verdere inklinking van de veenbodem en een daarbij horende verlaging van het polderpeil. Zo ook bij de molen van de polder Westbroek. In 1913 werd een hulpgemaal geplaatst in een gebouwtje met een Kromhout dieselmotor. In 1930 vonden er wederom omvangrijke werkzaamheden plaats. De molen kreeg Dekkerwieken en werd het scheprad vervangen door twee open schroefpompen, aangedreven door een drijfriem vanaf de spil.
Tot 1946 bemaalde de molen zelfstandig de polder, tegenwoordig fungeert de molen als hulpgemaal. De voorganger van de huidige molen stond vlak aan de Vecht en werd op last van de Heer van Slot Zuilen vijfenzeventig meter verplaatst omdat de draaiende wieken voorbijgangers de stuipen op het lijf joegen. In 1930 werd het scheprad vervangen door schroefpompen en in 1947 werd de windbemaling vervangen door een dieselmotor. Het nieuwe Van Eijkgemaal nam in 1970-1971 de bemaling over. In 1983 volgde een zeer ingrijpende restauratie, waarbij de molen als volledig werkende vijzelwindmolen weer als reservegemaal kan functioneren en op vrijwillige basis regelmatig in bedrijf is. Deze grootste molen van de provincie heeft een gevlucht van bijna 28 meter. In de molen is het informatiecentrum “Polderbemaling” ondergebracht.
In 1830 kwam er een molen bij om de polder Buitenweg te bemalen, die ca. 288 ha. groot is.
Oorspronkelijk had deze wipmolen een zwart bovenhuis en een Oudhollands tuig. In 1931 werd door de Rijnlandse molenmakers De Gelder en Van Beek het bovenhuis rood geverfd met witte omlijsting. Zij vrolijkten de molen op in streekeigen kleuren, die er wel voor zorgden dat deze molen in het Utrechtse landschap een vreemde eend in de bijt is. Niemand zou het toejuichen als de molen weer zwart geteerd zou worden! Naast dit nieuwe uiterlijk werd in 1931 ook de molen voorzien van Dekker-stroomlijnwieken, terwijl het scheprad werd vervangen na experimenten met 3 buiten de molen geplaatste Ericsonpompen door een open schroefpomp. Deze verticale schroefpomp kon ook bij windstilte worden aangedreven door een elektromotor, die nog aanwezig is.
De wipmolen is in het begin van de vijftiende eeuw ontstaan uit de standerdmolen. Zoals de naam al zegt rust de standerdmolen op een zware houten standerd, waarop deze ook kan kruien (naar de wind draaien). De maalstenen staan bij een standerdmolen in de eigenlijke molen opgesteld en kruien dus mee met de hele molen.
Bij een watermolen is het niet mogelijk het eigenlijke werktuig met de molen mee te laten kruien en daarom moest er naar een andere oplossing worden gezocht: de standerd, waar de molen op rust, werd als het ware uitgehold en vormde zo een koker. De koker bestaat uit vier, zware stijlen met daartussen vier, dikke planken. Bij kleinere molens bestaat de koker alleen uit acht, dikke planken. Het geheel wordt bij elkaar gehouden met knuppelstroppen en zware smeedijzeren spijkers (hakkelbouten). Door deze koker kan een spil worden gevoerd die de draaiende beweging vanuit het kruibare bovenhuis kan overbrengen naar het vast opgestelde scheprad (of de vijzel) die het water uit de polder in de hoger gelegen boezem overbrengt.
Een spinnenkopmolen, gebruikt voor kleine polders, heeft een soortgelijke constructie maar dan kleiner uitgevoerd.
Hiko en Tora hielden zich intussen bezig met een gans op een weitje en met de eenden die nesteldrang hadden. We liepen nog een stuk langs de Vecht en kwamen in het dorp Oud Zuilen terecht.
Net voor de oprijlaan naar Slot Zuylen staan aan de Dorpsstraat de herenhuizen Zuylenburg en Swaenen-Vecht. Zuylenburg is een 18e-eeuws pand in neoclassicistische stijl gebouwd. Rechts voor het pand staat het voormalig koetshuis Swaenen-Vecht dat ooit als pastorie diende. De trapgevel en de pilasterpoort dateren uit de 17e eeuw. Een gebeeldhouwde en gekleurde gevelsteen toont de “vechtende zwanen” waarnaar het huis genoemd is.
We draaiden het pad in richting slot Zuilen en liepen langs de slangenmuur. Dit is een gebogen muur waartegen allerlei zuidvruchten zoals perziken, vijgen en abrikozen kunnen groeien. Binnen de nissen heerst namelijk een microklimaat, waardoor ook ’s nachts de warmte nog blijft hangen. Bovendien is het fruit nog beschermd tegen de wind, waardoor het beter kan rijpen.
De toenmalige Heer van Zuilen, Diederik van Tuyll van Serooskerken, liet de muur in 1742 bouwen met stenen uit de eigen steenbakkerij. Door de ligging heeft de muur een opvallende en representatieve functie. In de loop van de 18de eeuw gaan buitenplaatseigenaren zich bezighouden met tuinieren volgens een nieuwe trend. In de praktijk deden de tuinmannen het echte werk; de rijkelui pronkten voornamelijk met hun tuin.
We wandelden nog een stukje door het bos en doken toen weer de stad in. Tussen de Overvechtse flats liepen we naar de praktijk waar Jan ons hartelijk ontving en de honden brokjes en water kregen.
De werknemers van dierenkliniek Zamenhofdreef gingen nu naar Scheveningen waar we in de Blue Lagoon een high tea hadden gereserveerd. Omdat het de eerste warmere zondag van het jaar was, was het erg druk op de weg. De strandwandeling werd filerijden maar we kwamen net op tijd aan in het strandtentje. Helaas kon Karen niet mee. Haar bus paste niet in parkeergarages en er zaten ook 4 honden in. Een plekje in de zon was dus uitgesloten! Onverrichter zake keerde ze terug naar Apeldoorn. Sneu… Eerst een stuk rijden en dan niet mee kunnen…
We hebben er heerlijk gegeten en daarna nog een klein stukje op het strand gelopen. Jan had het koud met zijn dunne jackje aan en vond een excuus in mijn honden die al lang in hun hok zaten. We moesten maar eens huiswaarts. Op de terugweg reden Jan en ik mee met Hans in zijn BMW. Het was zeer riant en ik ben weer een ervaring rijker. Moest thuis aan Har uitgebreid verslag doen en begrijp nu beter waarom Harry helemaal weg is van de BMW 5-serie.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley