Rust
Door: Lisette
Blijf op de hoogte en volg Lisette
26 Augustus 2006 | Noorwegen, Oslo
Het rondje met de hondjes is een prima manier om met de ochtendstilte vertrouwd te raken, of nou ja… stilte? Wat een herrie maakten mijn voetstappen, je hoorde elke ademteug en gesnuffel van de honden.
Terug op het terreintje was het tijd voor Harry te wekken en samen een ontbijtje te doen. Bakkie koffie voor Har, bakkie thee voor mij, en Noors brood met tomaat, ei en moltebær sultetøy. Dat laatste is een jam gemaakt van een soort framboosachtige bessen die in moerasachtige gebieden groeien in de bergen bij zeer schone lucht. Langzaam kwam Harry bij zijn positieven en de tent ging lekker drogen terwijl de mist optrok. We namen een douche en lekker opgefrist konden we de tent opbreken en verder rijden.
Voor we vertrokken ging ik ons eerst aan- en afmelden en betalen. De baas vroeg of ik een campingkaart had en ik liet de FICC-kaart zien. Verbaasd vroeg hij wat of ik in Nederland deed, en hoe ik aan die Nederlandse naam kwam… Nou, toen maar weer uitgelegd dat ik in het schooljaar ’83-’84 als uitwisselingsstudent in Tønsberg gewoond heb, en daar Noors heb geleerd. “Oh, dan kun je vast mij wel helpen met een paar regeltjes in het Nederlands te vertalen”, probeerde hij. “Het zijn er maar vier!” Nou, dat moest wel lukken. Ik kreeg toen voor de hulp korting bij het afrekenen. Nu waren we klaar om meer van het land te gaan ontdekken.
Noorwegen is een vrij smal en langgerekt land. Van het uiterste zuiden tot het noordelijkste puntje is de afstand 1752 kilometer. Dat is even ver als bijvoorbeeld van Amsterdam tot aan Sicilië.
Voor de lange Noorse kust liggen wel 150.000 eilandjes en de kustlijn zelf is heel grillig met diepe inhammen. Net als het hele Noorse landschap zijn deze fjorden een nalatenschap van de ijstijden. Waar gletsjers de kust bereikten, werden diepe dalen gevormd die na het smelten van het ijs werden gevuld met zeewater: fjorden. Die bieden een spectaculaire aanblik: vrij smal met steile rotswanden aan weerszijden en vaak diep het land binnendringend. Een van de bekendste fjorden, de Sognefjord, is maar liefst 185 kilometer lang. Het is een bizar gezicht om diep landinwaads zeeschepen te zien, die gemakkelijk de fjorden inkomen die in diepte de Noordzee ver overtreffen!
De fjorden vind je aan de westkust van Noorwegen. Maar er is een uitzondering, de Oslofjord. Het is een honderd kilometer lange inham aan de zuidkust en aan het einde ervan ligt de hoofdstad Oslo.
Die stad heeft een half miljoen inwoners. Dat lijkt niet zo veel, maar heel Noorwegen telt slechts 4,4 miljoen inwoners. Noorwegen is daarmee een zeer dunbevolkt land, zeker als je bedenkt dat de meeste Noren in het zuidelijke deel wonen.
Driekwart van het land bestaat uit bergen, rotsen en toendra’s. De rest is bos. Slechts 4% van het land kan worden gebruikt voor landbouw. Toch was Noorwegen tot het begin van de 20e eeuw een overwegend agrarisch land. Wel was de landbouw er altijd nauw verbonden met de bosbouw en de visserij.
Veel dorpen en steden liggen aan de kust. De zuidelijke kuststrook wordt ook wel de "Noorse Rivièra" genoemd. Aan deze kust ligt Kristiansand, een toeristenplaats, vergelijkbaar met Scheveningen maar dan zonder pier. Daar kwamen we ook met de boot aan. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, kan het in dat zuidelijke puntje van Noorwegen en ook verderop in het noorden ’s zomers best lekker warm worden, dankzij de warme golfstroom.
We reden naar het noorden, het Setesdal in. Het dal is erg toeristisch en staat bekend om zijn mineralen die gevonden worden en de vele zilversmeden.
Voordat het Noorse wegennet gestalte kreeg, leidden de bewoners van het Setesdal een tamelijk geïsoleerd bestaan, ver weg van de handelsroutes tussen het Vestland en het Østland. Heel lang hebben zij dan ook hun tradities, klederdrachten en volkskunst kunnen bewaren. Eén aspect van hun verleden hebben de Setesdalers zeker nog niet verleerd: hun vaardigheid in de zilversmeedkunst. Op diverse plaatsen langs rijksweg 39 kan men die producten dan ook nog bekijken en kopen (Helle, Hyllestad).
De opleiding tot zilversmid is een voor Noorse begrippen lange studie. De leerperiode van een zilversmid duurt drie jaar. Dan krijgt hij zijn diploma van gezel (svennebrev). Wie het meesterbrevet wil behalen, moet zes jaar als gezel ervaring opdoen.
Het maken van sieraden is nog steeds erg tijdrovend. De meester heeft een volle arbeidsweek nodig om een filigranen broche te maken. De kleine zilversmeden maken ieder stuk naar oude voorbeelden. Ze hameren de klompjes zilver in platte vormen en trekken er met behulp van kleine machines draad van. Daarvan vormen ze filigraan figuren en smelten ze kleine kogeltjes. Van al deze onderdeeltjes vormen ze een sieraad, dat vaak vele generaties lang in een bepaalde familie blijft.
Zilveren sieraden en klederdrachten zijn voor Noren onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als een bruiloft op een traditionele manier gevierd moet worden of tijdens de nationale feestdag (17 mei: dag van de grondwet), dragen de Noren hun klederdrachten en het bijbehorende zilver. Dit zijn meestal zilveren knopen, broches, riem- en schoensluitingen, en tenslotte het "sølje", een ronde filigranen broche.
De klederdrachten en de zilveren sieraden verschillen van dal tot dal en van streek tot streek.
Een volledige klederdracht in het Setesdal telt ongeveer 30 verschillende sieraden. De prijs voor een volledige klederdracht inclusief alle bijbehorende sieraden is minstens 10.000 NOK.
Duizend jaar ijzerwinning gaf de smeden een basis voor het delven van edele metalen. In Straume, enkele kilometers ten zuiden van Rysstad, vind je sporen van koperwinning van 400 jaar geleden. De eerste zilversmeden gebruikten waarschijnlijk zilver dat was gestolen uit de zilvermijnen te Kongsberg. De techniek is een afwisseling van timmeren, graveren, vormgieten en filigraanwerk. Al het gereedschap maakten de smeden zelf. Vandaag de dag zijn de soldeerlampen vervangen door propaan en krijgt men materiaal als draad, platen en soldeer kant en klaar geleverd, maar voor de rest is het eigenlijke werk nauwelijks veranderd sinds vroegere tijden.
Er was veel zilverwerk nodig voor de klederdracht van het Setesdal, zowel voor de dagelijkse dracht als voor feestdagen. De zilversmidkunst bloeide op, vooral in de omgeving van Rysstad. Tegenwoordig zijn ca. 35 mensen actief in deze branche, zowel fulltime als parttime. Het werk bestaat uit het produceren van verschillende soorten klederdrachtzilver en het ontwikkelen van nieuwe sieraden. Het werk van de zilversmeden in het Setesdal onderscheidt zich duidelijk van het door de industrie vervaardigde zilverwerk - zowel in schoonheid als prijs - en is voorzien van een stempel, dat garandeert dat het om ambachtelijk werk gaat.
Bij Evje is het dal wat breder en daar konden we boodschappen doen. We besloten eerst een stukje naar het noorden te rijden en op de terugweg de boodschappen te halen.
Op de mooie weides langs het water staan veel oude boerderijen, al of niet bewoond. Het dal heeft grote problemen met ontvolking en probeert ieder er weer te laten wonen.
De rivier de Otra slingert zich tussen de steeds steiler wordende rotswanden door en soms vernauwt de doorgang en dan verandert de rivier in een woeste kolkende massa. Weg stilte van Noorwegen!
Iets verder naar het noorden verwijdt het rivierdal zich en is er de Byglandsfjorden, een meer. Daar was een camping (Neset) die zo veel sterren had dat we doorreden!
In de rotsen langs het meer was een heuse tunnel uitgehakt! Dat is nog eens goed voor het vakantiegevoel! Dat zie je in Nederland echt niet! De rotswand was bijna loodrecht naar beneden en leek zo het water in te zakken. De oude weg was in de rotsen uitgehakt, maar met hekken afgegrendeld. Zal wel te gevaarlijk zijn met vallend gesteente en zo… Als je de randjes van het hekwerk volgt dan hoef je niet veel fantasie te gebruiken hoe het er zo uitziet. Ik weet zeker dat het niet het werk van Popeye is, in elk geval!
De spiegelingen in het water zijn betoverend. Nooit raak je daar op uitgekeken. Dan weer maakt een vis kringen in de spiegel, en soms is de spiegel plotseling weg door een opkomende windvlaag. Het blijft fascinerend.
De tunnel was een echte uit de ruwe rotsen gehakt zonder gepolijste binnenkanten, Daardoor is die wel erg donker, maar het is toch verplicht om met je lichten aan te rijden, of je nu in een tunnel zit of niet. Wel even wennen voor Harry: in Frankrijk wordt er geknipperd omdat hij zijn licht aan heeft en hier wordt geknipperd omdat zijn licht nog uit is… Het is nog een lange weg naar een verenigd Europa…
Een tocht met de houtgestookte stoomboot Bjoren uit 1866 is een zeldzame belevenis. Over de Byglandsfjord vaart hij en doet hier en daar steigers aan de kant aan waar je kunt in- en uitstappen. Vanaf het water heb je prachtig zicht op de omliggende bergen, maar wij hebben dit niet gedaan.
Bygland museum of Bygland Tun zoals het ook wel genoemd wordt is een gezellig klein museum, waar ze oude boeren- gebouwen naar toe verhuisd hebben die bij een typische Setesdalboerderij horen.
Het woonhuis bestaat uit een oude en een nieuwe kamer, en daarbij is er een opslagschuur, een stal en een houthakhut bij de rivier.
Typisch voor de oude boerderijen is het gras op het dak. De boerderijen camoufleren fantastisch in het ruige landschap.
Bij de bygdetun was er een doorsteek naar een steiger in het meer. Hiko stond er zo mooi bij dat ik er maar snel een plaatje van schoot!
Hij vindt het hier prachtig en ruikt ’s avonds fascinerende geuren, varierend van eland tot spitsmuis, die voor Hiko niet voor elkaar onderdoen aan spannendheid! Zijn neus is bij de schemer in de lucht en je ziet de neusvleugels continu op en neer gaan. Bij het wandelen maakt hij regelmatig een duik in het hoge gras naast het pad om muizen te vangen.
Kaat doet het wat kalmer aan, noodgedwongen. Die jachtsprongen lukken met haar versleten gewrichten niet meer maar ze past goed op ons.
Hiko heeft duidelijk zijn personeel voor het waken in Kaatje. Zolang alleen zij maar pruttelt is er niets aan de hand. Pas als Hiko gaat meeloeien weet je dat je moet gaan kijken. Gelukkig hebben ze een territoriumbesef dat met de bevolkingsdichtheid mee krimpt en rekt…
We draaiden om bij Bygland en reden terug naar Evje. Daar deden we boodschappen bij de ICA: een lekker brood, boter (opletten dat je hier geen gezouten boter koopt!!), gudbrandsdalsost, oftewel brunost, een Noorse kaassoort. Gudbrandsdalsost wordt gemaakt van een mengsel van koeien- en geitenmelk. Het smaakt wat zoet en karamelachtig zonder dat de geitenmelksmaak erg dominant is. Er zijn twee mogelijkheden: of je vindt het heerlijk, of je vindt het niet te eten.
Harry hoort tot de laatste categorie, en ik met de honden bij de eerste.
Ook speurden we naar chips gekruid met dille. Toen we 9 jaar geleden in Noorwegen waren was dat volop te krijgen. Nu was er op de chipsafdeling geen dillemolecuul meer te vinden.
We reden door het fraaie Hovlandsdal richting Arendal. Ondertussen zochten we naar een plek om wild te kamperen. We vonden er een, jawel, langs de rivier aan de rechterkant van de weg, ongeveer ter hoogte van Lislevatn. Harry wilde echter graag de kust zien, dus reden we door.
We gingen voor Arendal afbuigen naar het noorden, richting Tvedestrand. Hier zag je de grillige kustlijnen met de rotseilanden weer terug.
We kwamen langs het kerkje van Dypvåg.
Het oudste gedeelte van de Dypvåg kirke werd rond het jaar 1000 gebouwd. Pas in de 12e eeuw werd een stenen kerk gebouwd, met de oude houten kerk als middenschip. Toen het bevolkingsaantal steeg naar oude hoogten na de pestepidemie kreeg de kerk een galerij en in 1759 werd hij opnieuw uitgebouwd. Rond 1880 werd de kerk overgeschilderd en in 1921-1923 werden de oude versieringen overgeschilderd en zodoende afgedekt.
Uiteindelijk vonden we een eenvoudige camping op Gjeving Marina, bij een haventje. Het was heerlijk weer en we kookten ons potje (campingpasta met broccoli, ui en tomaat met zalm, mmmm) en genoten van opnieuw een heerlijke stek.
Maar ’s nachts….
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley